103
          -
          strong verb "stelen"
          
         
        
        
        Irregular verbs, overview
        
        Strong verb:
        
        Conjugation:
        
        Irregular:
        -
        Particularities:
        -
        
        
        
          Indicatief
          
          
          
            OTT / Present
            ik steel
            jij steelt
            hij steelt
            wij stelen
            jullie stelen
            zij stelen
           
          
          
            OVT / Past
            ik stal
            jij stal
            hij stal
            wij stalen
            jullie stalen
            zij stalen
           
          
          
          
            OTTT / Future I
            ik zal stelen
            jij zult stelen
            hij zal stelen
            wij zullen stelen
            jullie zullen stelen
            zij zullen stelen
           
          
          
            VTT / Present Perfect
            ik heb gestolen
            jij hebt gestolen
            hij heeft gestolen
            wij hebben gestolen
            jullie hebben gestolen
            zij hebben gestolen
           
          
          
            VVT / Past Perfect
            ik had gestolen
            jij had gestolen
            hij had gestolen
            wij hadden gestolen
            jullie hadden gestolen
            zij hadden gestolen
           
          
          
          
            VTTT / Future II
            ik zal gestolen hebben
            jij zult gestolen hebben
            hij zal gestolen hebben
            wij zullen gestolen hebben
            jullie zullen gestolen hebben
            zij zullen gestolen hebben
           
         
        
        
          Conditionalis
          
          
          
            OVTT / Conditional I
            ik zou stelen
            jij zou stelen
            hij zou stelen
            wij zouden stelen
            jullie zouden stelen
            zij zouden stelen
           
          
          
            VVTT / Conditional II
            ik zou gestolen hebben
            jij zou gestolen hebben
            hij zou gestolen hebben
            wij zouden gestolen hebben
            jullie zouden gestolen hebben
            zij zouden gestolen hebben
           
         
        
        
          
          Imperatief
          
          
          
          
          
          Deelwoord / Participle
          
          
          
            Onvoltooid / Present Participle
            stelend
           
          
          
            Voltooid / Past Participle
            gestolen
           
          
          
          Zelfstandig naamwoord