16
-
'reizen' (schwaches Verb), z => s, Regel XI, Beispielverb
Verbunregelmäßigkeiten, Übersicht
| Konjugation: | Regel XI: "z => s" Ersetzung (schwaches Beispielverb "reizen") | |
| Anwendung: | - | der Verbstamm des Verbs endet auf den Konsonanten "z". Hier "reizen" => "rei-z-en". |
| - | In den Singular I, II und III Formen des OTT (Präsens), in allen Formen des OVT (Präteritum), im Voltooid Deelwoord, sowie im Imperatief wird der Konsonant "z" durch "s" ersetzt. | |
| Beispielverb: | schwaches Verb reizen und starkes Verb lezen | |
Indicatief
OTT / Präsens
ik reis
jij reist
hij reist
wij reizen
jullie reizen
zij reizen
OVT / Präteritum
ik reisde
jij reisde
hij reisde
wij reisden
jullie reisden
zij reisden
OTTT / Futur I
ik zal reizen
jij zult reizen
hij zal reizen
wij zullen reizen
jullie zullen reizen
zij zullen reizen
VTT / Perfekt
ik heb gereisd
jij hebt gereisd
hij heeft gereisd
wij hebben gereisd
jullie hebben gereisd
zij hebben gereisd
VVT / Plusquamperfekt
ik had gereisd
jij had gereisd
hij had gereisd
wij hadden gereisd
jullie hadden gereisd
zij hadden gereisd
VTTT / Futur II
ik zal gereisd hebben
jij zult gereisd hebben
hij zal gereisd hebben
wij zullen gereisd hebben
jullie zullen gereisd hebben
zij zullen gereisd hebben
Conditionalis
OVTT / Konditional I
ik zou reizen
jij zou reizen
hij zou reizen
wij zouden reizen
jullie zouden reizen
zij zouden reizen
VVTT / Konditional II
ik zou gereisd hebben
jij zou gereisd hebben
hij zou gereisd hebben
wij zouden gereisd hebben
jullie zouden gereisd hebben
zij zouden gereisd hebben
Imperatief
reis / reist u
Deelwoord / Partizip
Onvoltooid / Partizip I
reizend
Voltooid / Partizip II
gereisd
Zelfstandig naamwoord
het reizen