19
-
'repareren', e-ee, Regel XIII, Beispielverb
Verbunregelmäßigkeiten, Übersicht
| Konjugation: | Regel XIII: "e-ee" Vokaldopplung | |
| Anwendung: | - | Generell gilt diese Regel für Verben, die auf "elen", "eren" oder "enen" enden (z.B. "spelen" => "sp-elen"). |
| - | In den Singular I, II und III Formen des OTT (Präsens), in allen Formen des OVT (Präteritum), im Voltooid Deelwoord, sowie im Imperatief wird der Vokal "e" gedoppelt. Bei starken Verben gilt dies nur für den OTT (Präsens) und Imperatief, da die anderen Zeitformen dann abweichend (stark) gebildet werden. | |
| - | Für die elen/eren/enen Verben wird geprüft, über wie viele weitere Vokale das Verb verfügt. Hat das Verb nur einen weiteren Vokal, so wird das "e" aus elen/eren/enen nicht gedoppelt, die Betonung bleibt kurz, z.B. "klapperen" => "kl-a-pp-eren" => "ik klapperde", nicht "ik klappeerde". Hat das Verb "nicht einen weiteren Vokal" (also mehr als einen oder überhaupt keinen), so wird das "e" aus elen/eren/enen gedoppelt, die Betonung wird lang, z.B. "decoreren" => "d-e-c-o-r-eren" => "ik decoreerde", nicht "ik decorerde". Vokale, die in einem untrennbaren Verb-Präfix enthalten sind (z.B. "onteren" (ont-eren)), werden nicht mitgezählt. Im Fall "onteren" hat das Verb somit keinen weiteren Vokal, das "e" von "eren" wird gedoppelt => "ik onteerde", nicht "ik onterde". Hinweis: Die obigen Regeln greifen nicht zu 100%. Man kann daher Verben, die entgegen dieser Regeln gebildet werden, in den beiden Listen "elen/eren/enen-Kurz" und "elen/eren/enen-Lang" speichern und somit Verbtime die Verbbildung vorschreiben. | |
| Beispielverb: | schwaches Verb repareren | |
Indicatief
OTT / Präsens
ik repareer
jij repareert
hij repareert
wij repareren
jullie repareren
zij repareren
OVT / Präteritum
ik repareerde
jij repareerde
hij repareerde
wij repareerden
jullie repareerden
zij repareerden
OTTT / Futur I
ik zal repareren
jij zult repareren
hij zal repareren
wij zullen repareren
jullie zullen repareren
zij zullen repareren
VTT / Perfekt
ik heb gerepareerd
jij hebt gerepareerd
hij heeft gerepareerd
wij hebben gerepareerd
jullie hebben gerepareerd
zij hebben gerepareerd
VVT / Plusquamperfekt
ik had gerepareerd
jij had gerepareerd
hij had gerepareerd
wij hadden gerepareerd
jullie hadden gerepareerd
zij hadden gerepareerd
VTTT / Futur II
ik zal gerepareerd hebben
jij zult gerepareerd hebben
hij zal gerepareerd hebben
wij zullen gerepareerd hebben
jullie zullen gerepareerd hebben
zij zullen gerepareerd hebben
Conditionalis
OVTT / Konditional I
ik zou repareren
jij zou repareren
hij zou repareren
wij zouden repareren
jullie zouden repareren
zij zouden repareren
VVTT / Konditional II
ik zou gerepareerd hebben
jij zou gerepareerd hebben
hij zou gerepareerd hebben
wij zouden gerepareerd hebben
jullie zouden gerepareerd hebben
zij zouden gerepareerd hebben
Imperatief
repareer / repareert u
Deelwoord / Partizip
Onvoltooid / Partizip I
reparerend
Voltooid / Partizip II
gerepareerd
Zelfstandig naamwoord
het repareren