5
-
'drinken', Gruppe III.a (i-o-o), Regel III.a, Beispielverb
Verbunregelmäßigkeiten, Übersicht
| Konjugation: | Regel III.a: starke Verben der Form "i-o-o (#3a)" | |
| Anwendung: | - | der Verbstamm des Verbs endet auf "i" plus zwei anschließende Konsonanten, wobei normalerweise der erste der beiden Konsonanten ein "k", "m" oder "n" ist. Hier "drinken" => "dr-i-nk-en". |
| - | Verben, die diesem Muster folgen, werden von Verbtime nur als Verben der Gruppe 3a erkannt, wenn sie in die Liste der "starken Verben" aufgeführt sind. Eine automatische Erkennung erfolgt hier nicht, da viele Verben, die ebenfalls diesem Muster entsprechen, regelmäßig gebildet werden. | |
| - | im OVT (Präteritum) wird das "i" durch "o" ersetzt. Das abschließende Anfügen von "t" / "te" entfällt. | |
| - | im Voltooid Deelwoord (Partizip II) wird das "i" durch "o" ersetzt. Das Voltooid Deelwoord wird dann mit "en", nicht mit "d/t" gebildet. | |
| - | Sind die beiden abschließenden Konsonaten identisch (z.B. "zwemmen"), so bleiben diese in den Plural-Formen und dem Voltooid Deelwoord erhalten ("wij zwommen", nicht "wij zwomen" und "gezwommen", nicht "gezwomen"). | |
| - | Für das Beispielverb "drinken" kommt zusätzlich die Regel 't kofschip OVT/VD(t) zur Anwendung. Andere Verben, die diesem Muster entsprechen, sind "schrikken", "klimmen" und "vinden". | |
| Beispielverb: | starkes Verb Verb drinken (dronk, gedronken) | |
Indicatief
OTT / Präsens
ik drink
jij drinkt
hij drinkt
wij drinken
jullie drinken
zij drinken
OVT / Präteritum
ik dronk
jij dronk
hij dronk
wij dronken
jullie dronken
zij dronken
OTTT / Futur I
ik zal drinken
jij zult drinken
hij zal drinken
wij zullen drinken
jullie zullen drinken
zij zullen drinken
VTT / Perfekt
ik heb gedronken
jij hebt gedronken
hij heeft gedronken
wij hebben gedronken
jullie hebben gedronken
zij hebben gedronken
VVT / Plusquamperfekt
ik had gedronken
jij had gedronken
hij had gedronken
wij hadden gedronken
jullie hadden gedronken
zij hadden gedronken
VTTT / Futur II
ik zal gedronken hebben
jij zult gedronken hebben
hij zal gedronken hebben
wij zullen gedronken hebben
jullie zullen gedronken hebben
zij zullen gedronken hebben
Conditionalis
OVTT / Konditional I
ik zou drinken
jij zou drinken
hij zou drinken
wij zouden drinken
jullie zouden drinken
zij zouden drinken
VVTT / Konditional II
ik zou gedronken hebben
jij zou gedronken hebben
hij zou gedronken hebben
wij zouden gedronken hebben
jullie zouden gedronken hebben
zij zouden gedronken hebben
Imperatief
drink / drinkt u
Deelwoord / Partizip
Onvoltooid / Partizip I
drinkend
Voltooid / Partizip II
gedronken
Zelfstandig naamwoord
het drinken