Niederländisches Verb "hebben"

unregelmäßiges, schwaches Verb "hebben" (Hilfsverb)

schwaches Verb:

hebben (Hilfsverb)

Konjugation:

Unregelmäßigkeit:

Das OTT (Präsens) Singular I wird zu "heeft".
Das OVT (Präteritum) und Voltooid Deelwoord (Partizip II) wird mit "a" gebildet.

Besonderheiten:

Indicatief

OTT / Präsens

ik heb

jij hebt

hij heeft

wij hebben

jullie hebben

zij hebben

OVT / Präteritum

ik had

jij had

hij had

wij hadden

jullie hadden

zij hadden

OTTT / Futur I

ik zal hebben

jij zult hebben

hij zal hebben

wij zullen hebben

jullie zullen hebben

zij zullen hebben

VTT / Perfekt

ik heb gehad

jij hebt gehad

hij heeft gehad

wij hebben gehad

jullie hebben gehad

zij hebben gehad

VVT / Plusquamperfekt

ik had gehad

jij had gehad

hij had gehad

wij hadden gehad

jullie hadden gehad

zij hadden gehad

VTTT / Futur II

ik zal gehad hebben

jij zult gehad hebben

hij zal gehad hebben

wij zullen gehad hebben

jullie zullen gehad hebben

zij zullen gehad hebben

Conditionalis

OVTT / Konditional I

ik zou hebben

jij zou hebben

hij zou hebben

wij zouden hebben

jullie zouden hebben

zij zouden hebben

VVTT / Konditional II

ik zou gehad hebben

jij zou gehad hebben

hij zou gehad hebben

wij zouden gehad hebben

jullie zouden gehad hebben

zij zouden gehad hebben

Imperatief

heb / hebt u

Deelwoord / Partizip

Onvoltooid / Partizip I

hebbend

Voltooid / Partizip II

gehad

Zelfstandig naamwoord

het hebben