111
-
starkes Verb "varen"
Unregelmäßige Verben, Übersicht
starkes Verb:
a-oe-a (#6): varen, voer, gevaren
Konjugation:
Unregelmäßigkeit:
-
Besonderheiten:
-
Indicatief
OTT / Präsens
ik vaar
jij vaart
hij vaart
wij varen
jullie varen
zij varen
OVT / Präteritum
ik voer
jij voer
hij voer
wij voeren
jullie voeren
zij voeren
OTTT / Futur I
ik zal varen
jij zult varen
hij zal varen
wij zullen varen
jullie zullen varen
zij zullen varen
VTT / Perfekt
ik heb gevaren
jij hebt gevaren
hij heeft gevaren
wij hebben gevaren
jullie hebben gevaren
zij hebben gevaren
VVT / Plusquamperfekt
ik had gevaren
jij had gevaren
hij had gevaren
wij hadden gevaren
jullie hadden gevaren
zij hadden gevaren
VTTT / Futur II
ik zal gevaren hebben
jij zult gevaren hebben
hij zal gevaren hebben
wij zullen gevaren hebben
jullie zullen gevaren hebben
zij zullen gevaren hebben
Conditionalis
OVTT / Konditional I
ik zou varen
jij zou varen
hij zou varen
wij zouden varen
jullie zouden varen
zij zouden varen
VVTT / Konditional II
ik zou gevaren hebben
jij zou gevaren hebben
hij zou gevaren hebben
wij zouden gevaren hebben
jullie zouden gevaren hebben
zij zouden gevaren hebben
Imperatief
vaar / vaart u
Deelwoord / Partizip
Onvoltooid / Partizip I
varend
Voltooid / Partizip II
gevaren
Zelfstandig naamwoord
het varen