6
-
'smelten', Gruppe III.b (e-o-o), Regel III.b, Beispielverb
Verbunregelmäßigkeiten, Übersicht
| Konjugation: | Regel III.b: starke Verben der Form "e-o-o (#3b)" | |
| Anwendung: | - | der Verbstamm des Verbs endet auf "e" plus zwei anschließende Konsonanten, wobei normalerweise der erste der beiden Konsonanten ein "l", "r", "m" oder "n" ist, manchmal auch "f", "k" oder "ch" ("ch" als ein Konsonant gezählt). Hier "smelten" => "sm-e-lt-en". |
| - | Verben, die diesem Muster folgen, werden von Verbtime nur als Verben der Gruppe 3b erkannt, wenn sie in die Liste der "starken Verben" aufgeführt sind. Eine automatische Erkennung erfolgt hier nicht, da viele Verben, die ebenfalls diesem Muster entsprechen, regelmäßig gebildet werden. | |
| - | im OVT (Präteritum) und Voltooid Deelwoord (Partizip II) wird das "e" durch "o" ersetzt. | |
| - | Sind die beiden abschließenden Konsonaten identisch (z.B. "trekken"), so bleiben diese in den Plural-Formen und dem Voltooid Deelwoord erhalten ("wij trokken", nicht "wij troken" und "getrokken", nicht "getroken"). | |
| - | Für das Beispielverb "smelten" kommen zusätzlich die Regeln (tt) und 't kofschip OVT/VD(t) zur Anwendung. Andere Verben, die diesem Muster entsprechen, sind "melken", "bergen", "zwemmen", "schenken", "treffen", "trekken" und "vechten". | |
| Beispielverb: | starkes Verb Verb smelten (smolt, gesmolten) | |
Indicatief
OTT / Präsens
ik smelt
jij smelt
hij smelt
wij smelten
jullie smelten
zij smelten
OVT / Präteritum
ik smolt
jij smolt
hij smolt
wij smolten
jullie smolten
zij smolten
OTTT / Futur I
ik zal smelten
jij zult smelten
hij zal smelten
wij zullen smelten
jullie zullen smelten
zij zullen smelten
VTT / Perfekt
ik ben gesmolten
jij bent gesmolten
hij is gesmolten
wij zijn gesmolten
jullie zijn gesmolten
zij zijn gesmolten
VVT / Plusquamperfekt
ik was gesmolten
jij was gesmolten
hij was gesmolten
wij waren gesmolten
jullie waren gesmolten
zij waren gesmolten
VTTT / Futur II
ik zal gesmolten zijn
jij zult gesmolten zijn
hij zal gesmolten zijn
wij zullen gesmolten zijn
jullie zullen gesmolten zijn
zij zullen gesmolten zijn
Conditionalis
OVTT / Konditional I
ik zou smelten
jij zou smelten
hij zou smelten
wij zouden smelten
jullie zouden smelten
zij zouden smelten
VVTT / Konditional II
ik zou gesmolten zijn
jij zou gesmolten zijn
hij zou gesmolten zijn
wij zouden gesmolten zijn
jullie zouden gesmolten zijn
zij zouden gesmolten zijn
Imperatief
smelt / smelt u
Deelwoord / Partizip
Onvoltooid / Partizip I
smeltend
Voltooid / Partizip II
gesmolten
Zelfstandig naamwoord
het smelten