59
-
starkes Verb "hangen"
Unregelmäßige Verben, Übersicht
starkes Verb:
starke Verben: hangen, hing, gehangen
Konjugation:
-
Unregelmäßigkeit:
-
Besonderheiten:
-
Indicatief
OTT / Präsens
ik hang
jij hangt
hij hangt
wij hangen
jullie hangen
zij hangen
OVT / Präteritum
ik hing
jij hing
hij hing
wij hingen
jullie hingen
zij hingen
OTTT / Futur I
ik zal hangen
jij zult hangen
hij zal hangen
wij zullen hangen
jullie zullen hangen
zij zullen hangen
VTT / Perfekt
ik heb gehangen
jij hebt gehangen
hij heeft gehangen
wij hebben gehangen
jullie hebben gehangen
zij hebben gehangen
VVT / Plusquamperfekt
ik had gehangen
jij had gehangen
hij had gehangen
wij hadden gehangen
jullie hadden gehangen
zij hadden gehangen
VTTT / Futur II
ik zal gehangen hebben
jij zult gehangen hebben
hij zal gehangen hebben
wij zullen gehangen hebben
jullie zullen gehangen hebben
zij zullen gehangen hebben
Conditionalis
OVTT / Konditional I
ik zou hangen
jij zou hangen
hij zou hangen
wij zouden hangen
jullie zouden hangen
zij zouden hangen
VVTT / Konditional II
ik zou gehangen hebben
jij zou gehangen hebben
hij zou gehangen hebben
wij zouden gehangen hebben
jullie zouden gehangen hebben
zij zouden gehangen hebben
Imperatief
hang / hangt u
Deelwoord / Partizip
Onvoltooid / Partizip I
hangend
Voltooid / Partizip II
gehangen
Zelfstandig naamwoord
het hangen